Gegrilde kikker? Medium or rare?
Door: -
Blijf op de hoogte en volg
07 Oktober 2013 | Vietnam, Ho Chi Minhstad
Op onze rustdag doen we niet meer dan slenteren door de winkelstraten van het hectische Saigon. De stad leeft 24 uur per dag. We hebben een minder prettig moment als Anton een zeer heftige aanvaring heeft met een zakkenrolster. Onverrichter zake blaast zij de aftocht onder het roepen van de strijdkreet “Fuck You Fuck You”. ‘s-Avonds eten we in een origineel Vietnamees restaurantje in een zijsteegje van een zijsteegje van een steegje van de straat van ons hotel. We eten daar…..tja wat aten we daar. Het zat in ieder geval in een uitgeholde ananas. De tekst op het raam klopte inderdaad: “Special Vietnam Food”. De straat van ons hotel verandert tegen de avond in één groot terras. Overal worden (veelal rode) plastic stoelen vandaan gehaald. Anton denkt deze stoelen te herkennen….Het is een komen en gaan van handkarren waarin ondefinieerbare dode wezens hangen. Ze hebben de vorm van een inlegkruisje, zijn doorzichtig en sommigen hebben een staart. Het blijken gedroogde Pijlstaartinktvissen. Ga je in Nederland na het stappen bijvoorbeeld nog een broodje Shoarma scoren, hier ga je gezellig met de hele familie gedroogde Pijlstaartinktvissen eten. Af en toe zien we dezelfde mensen voorbij komen. Zo ook een dikke Duitse man van een jaar of 60. Hij heeft “verkering” met een Vietnamese vrouw van rond de 40. Als ze praat, maakt ze het geluid van een overspannen krielkip. Ze wil dit, ze wil dat. Ze wil in ieder geval een boottocht gaan maken. Op zondagmorgen zitten we in “The Bakery” te ontbijten. Het is keihard gaan regenen. Plotseling gaat de deur open. Het is de dikke Duitser. Hij is alleen. Wat opvalt, is dat hij de grootste moeite heeft om een enorme rugzak naar binnen te trekken. Anton zijn fantasie slaat op hol…hij zal toch niet… Als we naar buiten kijken zien we een taxi stoppen. Er wordt op het internet veel gewaarschuwd voor verkeerde taxi’s. Die moet je wel nemen en die niet. We denken dus alle wijsheid in pacht te hebben. Maar wat we nu zien doet onze hoop snel verdwijnen. De taxichauffeur trekt de bestickering van de wagen af. Het blijken magneetstrips te zijn en plakt er doodleuk de naam van het “veilige bedrijf” op. Gewoon midden op straat en niemand kijkt er naar. Na het ontbijt besluiten we (lopend) op zoek te gaan naar een telefoonwinkel om een Vietnamese simcard te kopen. Dan kunnen we elkaar bellen als dat nodig is. De formaliteiten om een simpele prepaid simcard te mogen kopen zijn enorm. Het duurt ongeveer een uur. De paspoorten worden samen met de simcards gekopieerd, een formulier moet worden ingevuld en ondertekend en er vindt heel veel overleg plaats. Uiteindelijk zijn we connected. Als we bij de apotheek onder het hotel aankomen, mag Anton achter de balie op de computer aan het reisverslag werken. Geheel ongevraagd geeft hij medische adviezen aan toeristen die medicijnen komen kopen. Hij “ziet” vele patiënten; een Engelsman met een verstuikte enkel, een kind met oorpijn, veel buikpatiënten en een oude man met een oogprobleem. Het personeel van de apotheek laat tussendoor Vietnamese helden zien die in 1975 de “Yankees” hebben verslagen. De avond valt in Saigon. De stapels rode plastic stoeltjes worden weer omgetoverd tot een enorm terras, in een steeg doen een rat en een muis tikkertje en komen de gedroogde Pijlstaartinktvis verkopers de straat inrijden. We eten nu buiten tussen de honderden Vietnamezen. Peter geniet zichtbaar van zijn gegrilde kikker en Anton houdt het bij mie met seafood. Je kunt hier werkelijk alles eten maar wil je dat ook? Wat continue opvalt, is dat de Vietnamezen heel luidruchtig zijn. Ze praten heel hard en veel, klappen bij het minste en geringste in hun handen, stampen enorm op de trappen en brullen van de lach. Het is ons dan ook een raadsel dat ze enkele decennia geleden niet te vinden waren in dat bos even verderop.